Eyes on the street: Jane Jacobs

Het is alweer tien jaar geleden dat Jane Jacobs, de Amerikaans-Canadese schrijfster, activiste en urbaniste, overleed. Gelukkig wordt volgende week haar 100ste geboortedag groots gevierd met congressen en wandelingen. En terecht, want ze is een goeroe op het gebied van de stadssociologie en heeft de vakwereld van planologen, architecten en geografen op haar kop gezet door te laten zien dat je op meerdere manieren naar een stad, wijk en samenleving kan kijken.
Wat haar extra bijzonder maakt, is dat haar gedachtegoed nog altijd springlevend is. Zaken als placemaking, walkable communities, tactical urbanism, spontane stedenbouw, natuurlijke wijkvernieuwing, ‘stad zijn’ (i.p.v. plaats van ‘stad maken’) en het belang van lokale productie (stadslandbouw) en betekenisvolle ontmoetingsplekken liggen allemaal in het verlengde van haar visie op de stad.

New York
In 1934 verhuist Jane Butzner (Jacobs meisjesnaam) naar New York waar ze in haar eerste jaren vooral werkt als stenograaf en freelance journalist over stedelijke onderwerpen. In dit werk ontwikkelt zij haar eerste onvrede met de gangbare stedelijke ontwikkeling. Deze bestaat op dat moment vooral uit functiemenging en de sloop van woongebouwen ten behoeve van kantoren en verkeer. In haar ogen worden hierdoor onnodig de binnenstedelijke gemeenschappen vernietigd/uitgehold en ontstaan geïsoleerde, onnatuurlijke stedelijke ruimten. Het wordt uiteindelijk haar leidmotief: steden zijn er voor mensen (“foot people”) en niet voor auto’s. Ze loopt voorop in demonstraties tegen bureaucraten en stedenbouwers die wilde toekomstplannen hebben met haar eigen wijk (Greenwich Village), dat daardoor niet tegen de vlakte gaat. In 1962 wordt ze voorzitter van de Joint Committee to Stop the Lower Manhattan Expressway dat strijdt tegen de plannen van het hoofd stadsontwikkeling Robert Moses die vooral bekend stond om zijn masterplannen en zijn voorkeur voor snelwegen (i.p.v. openbaar vervoer en voetgangers).

Maakbaarheid
Jacobs vocht in die tijd als een van de eerste tegen de doctrines van de stadsontwikkelaars van die tijd. Onder andere tegen de filosofie van het Congrès International d'Architecture Moderne (CIAM). Deze groep van Europese architecten, met de Zwitser Le Corbusier als leider, werkte tussen 1928 en 1959 ideeën uit over moderne architectuur en stedenbouw. Zij wilden - kort door de bocht - een nieuwe, moderne en egalitaire samenleving creëren door het gebruik van repeterende patronen, regelmaat, symmetrie, eenvoud, uniformiteit, standaardisatie, functiescheiding en rechte lijnen. Deze stroming had ook zijn invloed in de Verenigde Staten. Hier werden de suburbs als het walhalla voor de mens gezien,  terwijl de oude stadswijken rondom het centrum werden afgeschreven. Veel woonwijken werden daarom gesloopt om zo ruimte te maken voor auto’s en kantoren. In een interview in 2001 zegt ze over dit utopische planningsdenken: “What was getting immediately under my skin was this mad spree of deceptions and vandalism and waste that was called urban renewal. And the way it had been adopted like a fad and people were so mindless about it and so dishonest about what was being done. That’s what ticked me off, because I was working for an architectural magazine and I saw all this first hand and I saw how the most awful things were being excused. […] We didn’t care how our cities worked anymore. […] That was part of what was making me so angry. Also they didn’t seem to care what part truth and untruths had in these things. […] They were so ignorant. Not only about what they were destroying, but about what people would like."

Bestaande stad
In plaats van bovenaf een gewenst toekomstbeeld over de stad te leggen (geplande stad), bestudeert Jacobs de successen en mislukkingen van de bestaande stad: “There is no new world that you make without the old world.” Levendigheid, creativiteit en sociale interactie realiseer je, in haar optiek, niet via grootschalige overheidsingrijpen, maar door de potenties van de bestaande stad te benutten en voldoende (kleinschalige) ruimte te geven aan informele initiatieven van bewoners en ondernemers.
Steden en buurten zijn levende organismen die je grotendeels met rust moet laten.
In 1961 verschijnt, na twee jaar schrijven, haar invloedrijke boek The Death and Life of Great American Cities. Hier zo meer over. Het boek inspireerde (en inspireert nog altijd) tot nieuwe visies op stadsontwikkeling.

Lokale productie
In 1969 verhuist ze naar Toronto. Ze verlaat de Verenigde Staten uit protest voor de Vietnamoorlog en vanwege haar dienstplichtige zoons. Ze kiest voor Toronto omdat het een plezierige stad is die overeenkomt met haar theorieën over het stadsleven. Daarnaast is in deze groeiende stad volop werk voor haar man die architect is.
In datzelfde jaar publiceert ze The Economy of Cities over de creatieve potenties van steden ("New ideas require old buildings"). Daarmee is ze een van de eerste auteurs die ingaat op het latere modebegrip ‘creatieve economie’ (later uitgewerkt door onder andere Richard Florida in zijn klassieker The rise of the creative class). Ze betoogt onder andere dat steden zich niet moeten richten op een monocultuur (denk aan de auto-industrie in Detroit), maar vooral zullen floreren wanneer er voldoende ruimte is voor kleine, lokale bedrijfjes. Daarbij is vooral de lokale productie van belang. Steden moeten streven om zoveel mogelijk goederen lokaal te produceren in plaats van te importeren, want dat zorgt voor lokale netwerken, vaardigheden en werkgelegenheid (zie ook het huidige betoog rondom stadslandbouw). Cities and the Wealth of Nations uit 1984 borduurt voort op deze theorie van ‘import replacement’. Daarnaast uit ze vooral kritiek op de (neo-)klassieke en macro-economen die uitgaan van naties als schaalniveau. Jacobs betoogt echter dat economische groei niet door naties wordt gerealiseerd maar door steden en stedelijke regio’s (vele jaren later houdt ook Edward Glaeser in zijn veelgelezen Triumph of the City een soortgelijk betoog over de kracht van de stad).
Andere boeken van haar hand zijn o.a. Systems of Survival: A Dialogue on the Moral Foundations of Commerce and Politics (1992), The Nature of Economies (2000) en Dark Age Ahead (2004 - ze was toen 88 jaar oud!). In deze boeken laat ze zien hoe haar organische en praktische kijk op problemen ook uitdagende ideeën oplevert voor de organisatie van onze samenleving en economie.

Kleinschaligheid
Hoewel ze dus nog heel wat boeken heeft geschreven, wordt The Death and Life of Great American Cities uit 1961 door velen gezien als het belangrijkste boek dat ooit verscheen over stadsontwikkeling. De eerste zin is veelzeggend: "This book is an attack on current city planning and rebuilding. It is also, and mostly, an attempt to introduce new principles of city planning and rebuilding, different and even opposite from those now thaught in everything from schools of architecture and planning to the Sudays supplements and woman's magazines." Het boek rekende namelijk af met de geldende visie op moderne stadsontwikkeling en pleitte voor herstel in volle glorie van oude stadswijken. Jacobs betoogt dat er meer rekening moest worden houden met de menselijke schaal en bestaande bouw. En houdt een pleidooi voor de sociale intimiteit en de controle van stoep en straat.
Volgens Jane Jacobs is een leefbare stad vooral multifunctioneel. In haar boek pleit ze voor compacte gemeenschappen waar bewoners wonen, werken/studeren en recreëren. Daarmee was ze in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw een roepende in de stadswoestijn. In die tijd werden er namelijk volop monofunctionele binnensteden en slaapsteden gebouwd waar het werkend volk tussen pendelde. Winkelen deed men aan de rand van de stad in een van de grote shopping malls. En de oude stadswijken werden gesloopt ten behoeve van onder andere verkeersdoorbraken. Jacobs zette zich af tegen deze vernielzucht en zoneringstheorieën van de modernistische functionele planning. Ze is een fervent voorstander van dichtbevolkte buurten met daarin een zo groot mogelijke diversiteit van bevolking, functies en architectuur. Het is deze diversiteit die volgens Jacobs de levendigheid, de creativiteit, de veiligheid en sociale interactie bevordert.

Rekenmodellen vs. observeren
Jacobs uitte in haar boek niet alleen kritiek op de toen geldende stadsvernieuwing maar ook op de onderzoeksmethoden van die tijd. Of zoals ze aan het begin van het boek zelf zegt: "In short, I shall be writing about how cities work in real life, because this is the only way to learn what principles of planning and what practices in rebuilding can promote social and economic vitality in cities, and what practices and principles will deaden these attributes.[...] The way to get at what goes on in the seemingly mysterious and perverse behaviour of cities is, I think, to look closely, and with as little previous expectation as is possible." Zelf niet gehinderd door een stedenbouwkundige of planologische opleiding slaagt Jacobs er in om de stad met een zekere onbevangenheid te bestuderen. Door te kijken, te luisteren, te ruiken en te voelen. Dat stond haaks op veel planologen en vormgevers die van mening waren dat je door middel van wiskundige berekeningen, modellen en van achter een tekentafel een stad kon vormgeven. In haar optiek gaat het juist om het observeren van het gedrag van mensen. Om de dagelijkse werkelijkheid, zoals die is en niet hoe die volgens beleidsmakers zou moeten zijn. Die 'geleefde stad' leer je alleen kennen door in wijken rond te lopen en te luisteren naar hetgeen bewoners bezighoudt. Door uit te gaan van het unieke in plaats van wijkgemiddelden. Dat is niet alleen iets van lang geleden. Ook tegenwoordig zie je deze 'strijd' tussen onderzoeksmethoden nog terugkomen. Zo heb je wetenschappers en beleidsmakers die alleen geloven in kwantitatief onderzoek (statistieken, enquêtes, kruistabellen en standaarddeviaties), terwijl anderen door middel van (groeps)gesprekken of observaties tot conclusies willen komen.

Diversiteit
Stedelijkheid gaat volgens Jacobs vooral om afwisseling en variatie. "The most important question about planning cities is this: How can cities generate enough mixture among uses - enough diversity - throughout enough of their territories, to sustain their own civilization?" Deze diversiteit ontstaat echter niet automatisch. Daarvoor zijn vier randvoorwaarden noodzakelijk:
  1. Een wijk/buurt moet meer dan één functie hebben. Het liefst meer dan twee (wonen, werken, winkelen, eten, etc.). Op deze manier zijn er op verschillende momenten van de dag voor verschillende doeleinden mensen op straat.
  2. Kies niet voor grote, lang uitgerekte bouwblokken (blinde muren). Zorg voor voldoende bochten en zijstraten zodat plekken bereikbaar zijn (kruispunten zijn een zege voor wie denkt vanuit de wandelaar, maar voor wie denkt vanuit auto's een ramp). 
  3. Een wijk/buurt moet gebouwen hebben van verschillende bouwjaren en conditie. 
  4. Er moeten voldoende mensen zijn (bevolkingsdichtheid), ongeacht hun bestemming.
"The necessity for these four conditions is the most important point this book has to make. In combination, these conditions create effective economic pools of use [and] city life will get its best changes." Vier randvoorwaarden die nauw met elkaar samenhangen en elkaar versterken. Een gevarieerde bevolking dat de straten intensief gebruikt, voorziet de lokale ondernemingen namelijk van klandizie. De veelsoortige commerciële ondernemingen, op hun beurt, voegen economische activiteit toe. Bovendien verrijken zij de stad door hun verscheidenheid, hetgeen interesse opwekt. De kleine ondernemingen voegen een stabiliserend sociaal element aan de buurt toe. De oude gebouwen bieden goedkope huurruimte aan die als kraamkamers voor nieuwe ondernemingen worden gebruikt. Het fijnmazige stratenpatroon en de korte blokken zorgen voor een meer gelijke verdeling van de mensenstromen en maken een buurt voor zowel een bewoner als gebruiker beter bereikbaar. Daarnaast zorgen deze veelzijdige verkeersstroom ook voor een sociale, politieke wisselwerking, wat bijdraagt aan de opbouw van een diverse, levendige buurt.

Straatballet
In onderzoeken naar het sociaal kapitaal van mensen, wijken of internetgemeenschappen wordt vaak gewezen op het belang van weak ties, ofwel de vage kennissen. Je vindt een baan, vaak niet via directe familie en vrienden, maar juist via via. In Jane Jacobs' klassieker zijn straten of eigenlijk de stoepen de bron van deze losse sociale contacten. En dan vooral de brede stoepen en de stoepen met een publieke functie, waar winkels zijn gevestigd, restaurants en cafeetjes zitten en mensen elkaar bij de bakker, in het park of op de hoek van het blok kunnen ontmoeten. Ze zorgen voor een gevoel van saamhorigheid: "Sidewalks[ ...] are public. They bring together people who do not know each other in an intimate, private social fashion and in most cases do not care to know each other in that fashion." Volgens Jacobs dragen deze betrekkelijk anonieme contacten bij aan een element van vertrouwen. En zorgt deze interactie en meerdere ‘ogen op de straat’ tot een collectief gevoel van veiligheid.
De publieke ruimte dient daarbij zo te worden ingericht dat burgers zich er in thuis kunnen voelen. Hoe creëer je een ruimte waar mensen zich kunnen ophouden, waar ze kunnen rondhangen, flaneren en met elkaar praten? Ze gaf daarmee invulling aan wat we tegenwoordig ‘placemaking’ noemen. In haar optiek ontstaan er door de juiste inrichting, programmering en het continu nastreven van diversiteit vitale steden. Iets waar ze zich tot haar dood in 2006 voor heeft blijven inzetten.

Dit bericht is grotendeels gebaseerd op een artikel dat ik in 2005 schreef over Jane Jacobs voor het voormalige KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing.

Foto's uit de serie 'Jane Jacobs' Neighborhood: Hudson Street' door ablarc (bron: Cyburbia)
 
Geraadpleegde bronnen en literatuurtips
Alexiou, A. (2006) Jane Jacobs: Urban Visionary. New Brunswick: Rutgers University Press.

Franke, S. en G.J. Hospers (red.) (2009). De levende stad: over de hedendaagse betekenis van Jane Jacobs. Haarlem/Amsterdam: SUN Trancity. 


Franke, S. (2016) Koken zonder recept. Blog Trancity. 

Hemel, Z. (2016) Free state of Amsterdam. Weblog of Zef Hemel on urban planning. 


Hospers, G-J. en M. van Lochem (2002) Jane Jacobs: moeder van de vitale stad. In: Vitale stad, februari 2002.

Jacobs, J. (1961) The Death and Life of Great American Cities. Random House Usa Inc.


Kunstler, J. (2001) Interview with Jane Jacobs. In: Metropolis Magazine, maart 2001

Metaal, S. (2003) Op de rand van stedelijkheid. Stefan Metaal’s Urban Sociology Site

Polman, M. (2009) Dood en leven van grote Amerikaanse steden. Nederlandse vertaling van Jane Jacobs boek ‘The Death and Life of Great American Cities’. Haarlem/Amsterdam: SUN Trancity. Zie ook een recensie van Archined)


Rothstein, E. (2007) Jane Jacobs, Foe of Plans and Friend of City Life. In: New York Times, 25 sept 2007. 

Website Wikipedia - Jane Jacobs


Reacties