Voor wie is de stad?

Boompjes

Op verschillende plekken zie je de laatste tijd weer discussies ontstaan of nieuwbouw voor de middenklasse niet zorgt voor een verdringing van lagere inkomens. De term gentrification - een geliefd onderwerp in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw – staat daarmee weer op de agenda. Welke lessen uit het verleden zijn te trekken voor de huidige discussie in onder andere Rotterdam?


Booming Rotterdam
De New York Times en de reisgids Rough Guide hadden Rotterdam al benoemd tot een topbestemming, maar vorige week riep de Britse denktank Academy of Urbanism de havenstad ook nog eens uit tot stad van het jaar: ''De stad heeft een jonge, open, tolerante gemeenschap die vernieuwende architectuur en stedelijk ontwerp en nieuwe bedrijfsmodellen omarmt. De strategie is om families en bedrijven naar het centrum te trekken met huizen, uitstekend openbaar vervoer en een levendige publieke ruimte''.

Deze nieuwe aandacht heeft voor een deel te maken met de onlangs opgeleverde Markthal. Een in mijn ogen schitterend gebouw dat past in het rijtje van nieuwe Rotterdamse iconen zoals het station en de nieuwbouw op de Kop van Zuid. Maar naast trots is er ook kritiek. Op het gebouw (“plofkip architectuur”), maar vooral op de gekozen doelgroep. Passen deze ontwikkelingen wel in “een arbeidsstad als Rotterdam”? Zo zouden de 'marktkramen' zich met hun producten te veel op het midden- en dure segment richten. Ook de woningen - die de markthal omringen - zijn aan de prijs. En dus is er weer een discussie ontstaan over nut en noodzaak van dit soort gebouwen. In NRC.next schreven twee Rotterdammers (Özdil & Van Veelen, 2014) een meer dan kritisch stuk. In hun ogen is de Markthal “een historische clusterfuck van gentrificatie, segregatie, en neoliberalisme; van nep-authenticiteit, braaf gepapegaaid door eerbiedige journalistiek". Anderen (Boddaert, 2014) wijzen, met enige kritische ondertoon, juist op de aantrekkingskracht: "Dit is een ‘foodwalhalla’ voor chique en hippe Rotterdammers met geld of de hordes toeristen die hier vast op af zullen komen." Hoogste tijd om deze door felle meningen overheerste discussie van wat feiten te voorzien aan de hand van wetenschappelijke literatuur en statistieken.

Gentrification
Daarmee is de vraag voor/van wie de stad is, weer helemaal terug. Doordat het bij dit soort discussies al snel gaat om een klassenstrijd tussen hogere en lagere inkomens valt ook regelmatig de term gentrification. Maar hoe zat het ook alweer met dit 'buzzwoord' uit de jaren tachtig en negentig? Wat is het en wat zijn de achterliggende oorzaken van dit proces? En wat kunnen we leren van de (academische) discussies uit het verleden? Een korte historische schets.
Gentrification deed zijn intrede in de vakwereld in 1964. Sociologe Ruth Glass beschreef toen hoe in Londen de middenklasse de arbeidersklasse verdrong in minder gestelde wijken als East End. Chris Hamnett (1991), een van de meest geciteerde wetenschappers over dit onderwerp, definieerde gentrification als een:

"simultaneously a physical, economic, social and cultural phenomenon. Gentrification commonly involves the invasion by middle-class or higher-income groups of previously working-class neighborhoods [...] and the replacement or displacement of many of the original occupants. It involves the physical renovation or rehabilitation of what was frequently a highly deteriorated housing stock and its upgrading to meet the requirements of its new owners. In this process [of neighborhood transition], housing [...] undergoes a significant price appreciation.” 

Gentrification wordt dus vooral gezien als een volgende fase in een buurtveranderingsproces met positieve en negatieve gevolgen. Onder wetenschappers, en vooral de geografen, was het een geliefd onderwerp om dit verschijnsel te proberen te verklaren. Gemakshalve - en daarmee doe ik de wetenschappelijke discussies enig geweld aan - zou je kunnen zeggen dat er twee stromingen waren. De één redenerend vanuit de vraag, de ander vanuit het aanbod.

markthal rotterdam

Geleefde stad
De zogenaamde 'human agency approach' zag de oorzaak van dit soort buurtveranderingen in de economische, demografische en sociaal-culturele processen. In grote stappen: door de de-industrialisatie is de arbeidsstructuur in steden veranderd: van fabrieksarbeiders naar kantoorklerken. De opkomst van deze nieuwe middenklasse werd versterkt door demografische en sociaal-culturele veranderingen, zoals de individualisering, informalisering, stijging van de huwelijksleeftijd, toename echtscheidingen, daling in vruchtbaarheidscijfer, latere geboorte van het eerste kind, de toename van vrouwen in het arbeidsproces en daarmee de toename van het aantal tweeverdieners. Het traditionele huishoudentype, een mannelijke kostwinnaar met vrouw en kinderen woonachtig in een eengezinswoning met tuin buiten de stad, verloor daardoor zijn dominante positie. De postindustriële stad trok nieuwe huishoudens aan met een eigen (binnen)stedelijke leefstijl. Deze carrièregerichte leefstijlen verlangde niet alleen een strategische woonlocatie (besparing reistijd) maar ook de nabijheid van culturele, recreatieve en dienstverlenende voorzieningen die het leven net even wat aangenamer maken. Naast de begrippen 'yuppies' (young urban professionals) en 'dinkies' (double income, no kids) voegde Richard Florida hier later nog de 'creatieve klasse' aan toe. Een groep die zich in steden wil vestigen vanwege de hoge tolerantie voor diversiteit, vanwege de stimulans tot innovatie en omdat hier (zeker in de uithoeken) nog voldoende, goedkope woon- en werkruimte was. Bedrijven die op hun beurt juist op zoek zijn naar innovatieve milieus, zullen zich - zo is de aanname - om die reden ook willen vestigen in (binnen)steden.

Markthal vanaf BinnenrotteGeplande stad
Op bovenstaande denkwijze is veel kritiek geweest, omdat die volledig uitgaat van een stroming van onderop: er is een vraag en het aanbod volgt dan vanzelf. Anderen betogen dat de beschikbaarheid van goede huizen een veel belangrijkere rol spelen, omdat 'yuppies' volgens hen niet in verpauperde woningen gaan wonen. Gentrification is in deze optiek dus geen autonoom proces maar een verschijnsel dat ontstaat door de inzet van marktpartijen. Investeerders zullen echter alleen interesse hebben als de gebouwen op basis van hun locatie en/of onderhoud meer waard kunnen zijn dan bij het huidige gebruik (de zogenaamde 'rent gap'). Er moet dus wat te verdienen zijn. Gentrification is volgens deze stroming dus "a back to the city movement by capital, not people". Naast marktpartijen zijn ook steeds meer lokale overheden gaan proberen om een dergelijk proces op gang te krijgen. Er wordt dan niet gesproken over verdringing van lagere inkomens, maar over het aantrekken van hogere inkomens die een positieve uitwerking zouden hebben op de oorspronkelijke bewoners. Denk bij dit soort overheidsmaatregelen bijvoorbeeld aan de klushuizen in Rotterdam.


Markthal interieur
Gevolgen
Naast de oorzaken van gentrification gaat de politieke en media-aandacht vooral uit naar de gevolgen. En dan vooral naar de directe of indirecte verdringing van lagere inkomens. De reden waarom het woord bij veel mensen ook een negatieve bijsmaak heeft. Maar wereldwijd hebben onderzoekers moeite om op buurtniveau een causaal verband te vinden tussen gentrification en het verhuizen/uitzetten van lagere inkomens (Mathema, 2013). Maar zoals gezegd wordt gentrification niet alleen meer als probleem gezien, maar ook als kans: de instroom van hogere inkomens die een voorbeeldwerking kunnen hebben op de oorspronkelijke bewoners. Maar dit verband is even fragiel als de voorgaande. Toch staan deze verbanden vaak centraal in stedelijke discussies (zie kader).

De opleving van de term gentrification zie je wereldwijd. Bekendste voorbeeld is waarschijnlijk Londen. Daar blijven de huizenprijzen stijgen waardoor de betaalbare woningvoorraad flink onder druk staat. In bijvoorbeeld Oost Londen (de wijken rondom Brick Lane waar jonge creatievelingen, hipsters en migranten wonen) is nu hetzelfde proces aan de gang als een decennium geleden in Notting Hill. Door de hoge prijzen in het centrum zoeken de middeninkomens nu hier een woning. Marktpartijen hebben dat ook door en bouwen duurdere koopflats bij de nieuwe OV-verbindingen (dankzij de Olympische steden) of kopen fabriekspanden (die als ateliers of buurtcentra dienden) op om deze te verbouwen tot 'lofts' (Helleman, 2012). Ook in Barcelona maken de oorspronkelijke bewoners zich zorgen over de enorme toename van toeristen en hogere inkomens. In Berlijn hebben we ondertussen allemaal wel een keer Kreuzberg bezocht vanwege zijn authenticiteit waardoor die juist onder druk komt te staan. En in New York concludeert sociologe Sharon Zukin dat gentrification ervoor heeft gezorgd dat er steeds meer van hetzelfde is met overal de welbekende ABC winkelstraten: Art-galleries, Boutiques, Cafés (Helleman, 2014)

Nederlandse praktijk
De afgelopen decennia zijn er veel studies verricht waarbij verschillende steden met elkaar werden vergeleken. Daaruit blijkt – zoals met zoveel stedelijke vraagstukken - dat gentrification een context-specifiek proces is en dat de oorzaken en gevolgen dus afhankelijk zijn van de lokale omstandigheden. Bij Nederlandse steden lijkt er volgens de wetenschappers minder sprake te zijn van grootschalige verdringing van lagere inkomens via gentrification (niet te verwarren met herstructurering). De kwaliteit, beschikbaarheid en betaalbaarheid van de woningvoorraad voor lage inkomens is in Nederland namelijk redelijk goed geregeld. Door de aanwezigheid van een groot corporatiebestel is verkrotting en de zogenaamde 'rent gap' hier minder van toepassing. Daarnaast is het door de Nederlandse huurbescherming minder waarschijnlijk dat lagere inkomens worden verdrongen. 

Analytisch vermogen
Deze wetenschappelijke discussies leren ons een paar dingen. Ten eerste laat het zien dat - gek genoeg - zelfs wetenschappers soms last hebben van een tunnelvisie en voor een bepaalde stroming kiezen. Men creëert een eigen waarheid door een bepaalde bril op te zetten en selectief gebruik te maken van beschikbare statistieken (zie bijvoorbeeld ook de mooie discussie op Ruimtevolk over de tweedeling in Amsterdam).
Ten tweede blijkt dat het bij veel stedelijke vraagstukken moeilijk is om precies te bepalen wat nu oorzaak en wat gevolg is. Het is vaak een ingewikkelde kip-ei discussie. Wat was er nu eerst? De vraag of het aanbod? Is het nu van bovenaf geregisseerd of spontaan van onderop ontstaan? In de meeste gevallen zal het gaan om een mix van factoren. Het is dus noodzakelijk om dit per geval goed te analyseren en algemene uitspraken kritisch tegen het licht te houden.

Tropical
  
Rotterdamse praktijk
Na deze open deuren, die in verhitte discussies nog wel eens dicht gaan, kunnen we terug naar het  Rotterdamse. Op basis van de eerder genoemde definitie zou je kunnen stellen dat gentrification statistisch is te traceren aan de hand van een toename van het aandeel hogere inkomens en/of afname van het aandeel lagere inkomens. Laten we eens kijken hoe dat zit in de wijk Stadsdriehoek, waar de Markthal staat. Daarbij worden we beperkt door de cijfers die via het internet beschikbaar zijn, maar het geeft wel een aanzet voor een iets meer onderbouwde denkrichting. Het gemiddelde besteedbare inkomen is de afgelopen jaren in deze wijk gestegen. Tussen 2006 en 2011 met 15%. Iets meer dan in Rotterdam als geheel (11%). Het aandeel hogere inkomens is echter stabiel. Dat ligt al van 2008 tot en met 2013 rond de 34% (Rotterdam 15%). Dat geldt ook voor het aandeel middeninkomens, te weten 36% (Rotterdam 34%). En logischerwijs geldt dit dan ook voor het aandeel lagere inkomens, te weten 30% (Rotterdam 51%). Van verdringing lijkt dus (nog) niet echt sprake.

Diversiteit
Ook in Rotterdam speelt de kip-ei discussie. Is de Markthal een reactie op de vraag of een aanbod dat vraag zal creëren? Sommigen beweren dat er geen voldoende ‘markt’ is voor deze luxe producten. Wouter Vanstiphout, hoogleraar aan de TU Delft zegt in een tweet: “Rotterdam however - as always - believes that the building will bring the support base into the city: #build-it-and-they-will-come.” Of er voldoende markt voor is, is koffiedik kijken (en voor een groot deel afhankelijk van het ondernemerschap van de marktkooplui), maar op basis van de getoonde cijfers zou je wel kunnen stellen dat de duurdere en wat meer hippe producten een reactie zijn op een (potentiële) behoefte. Ten eerste omdat Rotterdam allang geen stad is van alleen maar een arbeidersklasse. 15% van de huishoudens heeft een hoog inkomen. Dat is misschien minder dan in Den Haag en Amsterdam, maar het zijn toch nog altijd 38.000 huishoudens. En ten tweede omdat een groot deel van deze hogere inkomens in de omgeving van de Markthal woont. Zeventig procent van de wijkbewoners behoort in 2013 tot de hogere of middeninkomensgroep, goed voor 6.370 huishoudens. Waar de toeristen en overige Rotterdammers, het is immers een voorziening met een wijkoverstijgende functie, nog bij moeten worden opgeteld.

YoYo Fresh Tea Bar

Stedelijke leefstijl

Naast een ‘strijd’ tussen inkomens gaat het bij gentrification ook vooral over de behoeften van verschillende leefstijlen. In de Stadsdriehoek ligt het aandeel alleenstaanden (64%) een stuk hoger dan het Rotterdamse gemiddelde (48%). Datzelfde geldt voor ongehuwde stellen zonder kinderen (15% vs. 8%). De gehuwde stellen zonder kinderen zijn in de Stadsdriehoek juist minder aanwezig (5% vs. 14%). Uit de grote woontest 2012 blijkt dat 61% van de hier woonachtige mensen tot de rode leefstijl behoren, terwijl dat in heel Rotterdam maar 24% is. Dit zijn "de consumenten met een vrije, eigenzinnige geest die onafhankelijkheid boven alles stelt. Rood heeft een stedelijke oriëntatie, zonder dat men daadwerkelijk ook stedelijk hoeft te wonen." Ook uit deze wijkcijfers zou je de voorzichtige conclusie kunnen trekken dat de Markthal aansluit op een bestaande vraag.

Anders bekeken
Tegenover deze cijfers kan je echter wel wat kanttekeningen plaatsen. Ten eerste zijn dit de cijfers die ik zo snel even kon vinden via het internet. Mogelijk dat er ook nog andere cijfers zijn die andere inzichten geven. Ten tweede zeggen deze cijfers niets over (de beleving op) het individuele niveau. Er zullen genoeg Rotterdammers en huishoudens uit de Stadsdriehoek zijn die hier niet naar toe zullen gaan voor hun dagelijkse boodschappen. Zij zullen mogelijk gebruik maken van de goedkopere, traditionelere markt die er - in iets afgeslankte vorm - ook nog is. Ten derde lijken vraag en aanbod (nog) niet helemaal op elkaar aan te sluiten. Een groot deel van de woningen boven de markt staat namelijk nog leeg (de website vermeldt dat "60% van de appartementen is verkocht en velen staan onder optie!"). Ten vierde kan je de kritische vraag stellen waarom de gemeente flink heeft meebetaald aan een dergelijke voorziening (€ 72 miljoen van de in totaal € 175 miljoen) als er blijkbaar een markt voor is. Of heeft dit simpelweg te maken met de grootschalige garage die er onder ligt? Hoe dan ook, de gemiddelde Rotterdammer had vast nog wel wat andere bestemmingen geweten voor dat geld. En tenslotte zou je kunnen stellen dat er misschien geen verdringing plaats vindt van lagere inkomens, maar dat nieuwkomers met een bijstandsuitkering in andere wijken worden geweerd met behulp van de Rotterdamwet. Gelijkheid van woonkansen is dus een relatief begrip.

Natuurlijk

Conclusies
Terug naar de hoofdvraag: voor wie is de stad? Eigenlijk is dat de meest makkelijke vraag. De stad is er namelijk voor iedereen. Een stad bestaat uit de gratie van diversiteit. En bij een diverse bevolking hoort ook een divers voorzieningenaanbod. Bij de Markthal zagen we dat deze qua leefstijl en inkomen lijkt te passen bij de wijk waar zij gevestigd is. Het sluit aan op de behoeften van een middenklasse die ook onderdeel is van de stad Rotterdam. Huishoudens die een belangrijke bijdrage leveren aan de (wijk)economie (zie ook Gadet, 2014).

De gevoeligheid van de discussie zit meestal op een lager schaalniveau. Wanneer overheden en marktpartijen het proces van gentrification van bovenaf willen opleggen. Liggen ambitie en realiteit dan nog wel bij elkaar? En welke rol is er weggelegd voor de oorspronkelijke bewoners? Het gaat namelijk mis wanneer politici of beleidsmakers hierin doorschieten. Als zij bijvoorbeeld van bovenaf een doorstroomwijk met lage inkomens om willen toveren tot een bakfietsdorp met exotische koffietentjes en croissanteries. Je kan gentrification niet van bovenaf creëren als er geen (latente) behoefte is. Wel kan je het stimuleren of faciliteren. Daar is niets mis mee. Zolang de partijen die aan de toekomst van de stad werken maar rekenschap houden met de behoeften van de huidige en toekomstige generatie bewoners. Dat is vooral een kwestie van balanceren tussen verschillende schaalniveaus (regio, stad, wijk, buurt). Tussen de korte en lange termijn. En tussen vraag en aanbod. Bij de Markthal lijkt dat aardig te zijn gelukt.

Een verkorte versie van dit artikel verscheen op Ruimtevolk onder de titel 'Van wie is Rotterdam?' Het maakte onderdeel uit van een serie van artikelen over gentrification.

Update 2016: Een andere markthal met ander publiek
Update 2017: Meer kramen staan leeg in de Markthal



Geraadpleegde literatuur en leestips
Marguerite van den Berg (2014) Willen we van Rotterdam wel een Parijs maken? Versbeton


Celeste Boddaert (2014) De Beste Stuurlui: De Markthal is toch geen markt… Versbeton.
 

Caroline Bosscher (2007) Stimuleren van gentrification. Een onderzoek naar de mogelijkheden van de gemeentelijke overheid om gentrification in oude stadswijken te stimuleren. Amsterdam School of Real Estate.
 

Jos Gadet (2014) Rethinking Gentrification! Over zin en onzin van koffietenten. ROm.
 

Gemeente Rotterdam (2014) Wijkprofiel Stadsdriehoek.
 

Chris Hamnett (1991) The blind men and the elephant: the explanation of gentrification. Transactions of the Institute of British Geographers, 16 (2): 173-89.
 

Chris Hamnett (2008) The regeneration game. The Guardian.
 

Gerben Helleman (2012) En straks? Het Londen van na de Olympische Spelen. Stadslente.
 

Gerben Helleman (2014) De neergang en opkomst van lokale winkelstraten. Stadslente.
 

Zef Hemel (2014) Partners. Vrijstaat Amsterdam.
 

Silva Mathema (2013) Gentrification: An updated Literature Review. Poverty & Race Research Action Council.  

Zihni Özdil en Arjen van Veelen (2014) Pleur op met jullie langoustines en biosmoothies. NRC.next.

Oliver Wainwright (2014) Rotterdam's Markthal: Superdutch goes supersized in psychedelic marketplace. The Guardian.  

Bron foto's Flickr
Foto 1 gemaakt door Frans Schouwenburg
Foto 2 gemaakt door Frans Schouwenburg
Foto 3 gemaakt door Remundo
Foto 4 gemaakt door Remundo
Foto 5 gemaakt door Robin Kok
Foto 6 gemaakt door Robin Kok
Foto 7 gemaakt door Robin Kok

Reacties