Olympische Spelen: de erfenis voor de stad

Het is bijna zover. De Olympische Spelen. Nauwlettend gevolgd door sportliefhebbers, maar ook door stedelijke onderzoekers. De vraag is immers ook welke impact de Spelen op een stad hebben. In financiële zin, maar vooral ook op het gebied van stedenbouw, ruimtelijke ordening en de lokale bevolking. De consequenties verschillen per Olympische stad en worden voor een groot deel bepaald door met welke bril je naar het geheel kijkt. Een historisch overzicht van de belangrijkste plussen en minnen.


Mega-evenementen, zoals de Olympische Spelen (OS), worden door veel steden omarmd. Voor een paar weken kijkt en komt de hele wereld samen in jouw stad. Op de korte termijn zorgen ticketverkoop, horecagasten, sponsorgelden en televisierechten voor flinke inkomsten. Op de lange termijn verwacht men meestal een verhoging van de sportparticipatie in eigen land en door de enorme media-aandacht wordt het imago van de naamgevende stad flink opgepoetst. Wat uiteindelijk moet zorgen voor een stimulans van de economie en het toerisme. Tegenover deze opbrengsten staan echter ook een flink aantal uitgaven, zoals de investeringen in sportaccommodaties, wooncomplexen en infrastructuur.

Stedelijke transformatie
De OS zijn in de loop der tijd een vliegwiel geworden voor stedelijke ontwikkeling. Het wereldevenement vindt immers plaats in een lokale context die vaak behoorlijk moet worden aangepast om aan de wensen van de bezoekers te voldoen. De Olympische Spelen in Rome (1960) waren wat dat betreft een trendbreuk. Voor het eerst beperkte de stedelijke interventie zich niet tot de bouw van een stadion maar was er sprake van een heel stedelijk programma met het Olympisch dorp als middelpunt, bestaande uit 1.400 woningen, enkele winkels, scholen en een kerk. Waar in het verleden nog gebruik werd gemaakt van tijdelijke tenten/barakken en van bestaande hotels/studentenhuizen kreeg het Olympisch dorp vanaf de jaren zestig een duale functie: als tijdelijke accommodatie voor de atleten en na de Spelen als woningen voor de lokale bevolking.
Daarmee werden de OS meer dan ooit verweven met stedelijke planvorming. Stadsplanners zien de Spelen nu dan ook als een mooie kans om lange termijn plannen naar voren te halen, te herprioriteren en gefinancierd te krijgen. De startdatum van de Spelen zorgt immers voor een harde deadline en zijn zo prestigieus dat snelle beslissingen makkelijker worden afgedwongen.

Olympisch dorp 'Campo Paroli' in Rome. Bron foto: Flickr

Nieuwe economie
Deze nieuwe rol had uiteraard alles te maken met het toenemende aantal atleten, officials en journalisten dat moest worden gehuisvest en vervoerd. Maar ook met een veranderende wereldeconomie. Door de de-industrialisatie en globalisering proberen politici steeds meer om hun stad op een wereldschaal te promoten als een hoogwaardige consumptiegerichte, diensteneconomie (congrescentra, horeca, musea, winkelcentra, kantoren). Om zo wereldwijd te kunnen concurreren met andere steden op het gebied van toeristen,  investeringen en vooral werkgelegenheid. De OS (sport, amusement, toerisme) zijn daarbij uitermate geschikt om een dergelijke vrije tijdseconomie en dito imago te creëren.

Katalysator
Hoe krijgt deze relatie tussen stad en OS dan precies vorm? Vanuit een ruimtelijk oogpunt zijn de Olympische steden op meerdere manieren te categoriseren. Zo zijn er steden, zoals Montreal (1976) en Sydney (2000), die kiezen voor de concentratie van faciliteiten op één plek. Andere steden kiezen voor een meer verspreid aanbod, zoals Moskou (1980), Barcelona (1992), Athene (2000) en Beijing (2008). En daarbinnen is weer een onderscheid te maken naar locatie: steden die voor een meer perifere locatie kiezen, zoals in de jaren zestig (Rome, Tokyo, Mexico) en steden die de nabijheid van het stadscentrum opzoeken (München, 1972; Montreal, 1976).
Een ander veel gebruikt criterium is de mate waarin is geïnvesteerd in de stedelijke omgeving. Sommige steden investeren minimaal. Vooral in de Verenigde Staten is dat het geval. In Los Angeles (1984) lag er al een goede infrastructuur en was er veel oppositie tegen het uitgeven van belastinggelden. De volledig private organisatie maakte daardoor alleen gebruik van bestaande faciliteiten. Atlanta (1996) probeerde dit model te kopiëren, maar door het uitblijven van investeringen in wegen en telecommunicatie waren er veel files en administratieve problemen. Andere steden gebruiken, zoals gezegd, de Spelen als katalysator voor stedelijke ontwikkelingen. Een aantal feitjes op een rij: 
  • Acht jaar na Rome bouwden men in Mexico 1.600 woningen. Hoogbouwflats volgens de CIAM-principes uit die tijd;
  • In Tokyo (1964) werden 22 nieuwe snelwegen, twee ondergrondse treinverbindingen en een nieuw watersysteem aangelegd om op korte termijn alle bezoekers aan te kunnen en op lange termijn de verwachte bevolkings- en mobiliteitsgroei;
  • In Moskou (1980) waren de meeste sportfaciliteiten al aanwezig, maar werd wel een Olympisch dorp gebouwd waar nu circa 14.000 Moskovieten wonen;
  • In Barcelona (1992) werden in het 'Parc de Mar' 2.048 appartementen, zes kantoorgebouwen, 214 winkels, 7.200 parkeerplaatsen en een grote bioscoop gebouwd. In de nieuwe haven kwamen 740 ligplaatsen beschikbaar en 74 bars en restaurants. Goed voor 10.000 terrasstoelen. Op dit moment wonen er circa 5.700 inwoners. De meerderheid jong en goed opgeleid. Daarnaast werd een relatief groot deel van de woningen verkocht aan personen met een fysieke beperking. De complexen en openbare ruimte waren immers zo gebouwd dat ze ook toegankelijk waren voor de deelnemers van de Paralympics (meer over Barcelona in het kader onderaan dit bericht).
  • In Sydney (2000) koos men voor een verontreinigd en verlate stukje industriegebied dat al op de lijst stond om herontwikkeld te worden tot een sport-, evenementen- en bedrijventerrein. De Olympische nominatie in 1991 versterkte en versnelde deze gebiedsontwikkeling. Naast de flinke kostenoverschrijding laten studies zien dat de goed georganiseerde Spelen weinig invloed hebben gehad op het toerisme en de sportbeoefening;
  • In Athene (2004) investeerden men € 11 miljard (twee keer zoveel als begroot) aan onder andere extra spoorwegen en circa 210 kilometer aan extra (snel)wegen om de deelnemende steden met elkaar te verbinden, maar ook om de toeristische hoogtepunten beter te ontsluiten. De nieuw gebouwde sportaccommodaties staan er ondertussen verlaten bij (zie deze deprimerende fotorapportage). 
  • De OS in Beijing (2008) waren verreweg het meest kostbaar. In totaal werd er $ 40 miljard besteed aan onder andere stadions, infrastructuur en parken. Met uitzondering van de 'Bird's Nest', het in het oog springende atletiekstadion, wordt alles volop gebruikt. 
Olympisch dorp Moskou. Bron foto: Wikipedia
De andere kant van de medaille
Naast alle positieve impulsen aan een stad worden er ook volop vraagtekens gezet bij de erfenis van een Olympische kandidatuur.

Terugkerend discussiepunt bij iedere stad is wie er nu (financieel) profiteert en wie niet. Helemaal wanneer gemeentelijke investeringen voor de Olympische infrastructuur ten koste gaan van gemeentelijke uitgaven aan sociale diensten, zoals onderwijs en welzijn. In Montreal (1976) is men tot 2006 bezig geweest om de kosten, die 13 keer zo hoog uitvielen, te betalen. In Sydney (2000) moest worden bezuinigd op gemeentelijke diensten om de tekorten op te lossen. Andere steden verhogen de belasting om de benodigde infrastructuur te betalen, met de nodige oppositie als gevolg. Met als dieptepunt de ‘Tlatelolco massacre’ in  Mexico (1968). Hier werden tientallen protestanten gedood die een pleidooi hielden om juist te investeren in de stedelijke armoede en sociale problemen in plaats van sportaccommodaties.

Los van de protesten en financiën dient de plaatselijke bevolking tijdens het evenement rekening te houden met een behoorlijke verstoring van hun dagelijkse routine. Vanwege de vele veiligheidsmaatregelen en de verkeerscongestie. Zo mochten bewoners in Seoul (1988) hun auto alleen om de dag gebruiken, afhankelijk van hun even of oneven nummerbord.
Maar ook op de lange termijn is er sprake van een flinke impact op het leven van de lokale bevolking. In datzelfde Seoul werden circa 48.000 huishoudens uit hun woning gezet om plaats te maken voor infrastructuur, voorzieningen en nieuwe woningen. De overtreffende trap werd in Beijing (2008) bewandeld. Hier werden circa 1,5 miljoen mensen naar elders verplaatst om de Olympische infrastructuur te kunnen ontwikkelen. Maar ook in de meer Westerse landen is sprake van een verdringingsproces. Waar de organisatie dan spreekt van stedelijke ontwikkeling en gentrification, spreken de ‘sloopurgenten’ over ontwrichting van hun sociale netwerk. Achtergebleven bewoners klagen over de instroom van nieuwe leefstijlen en vooral hogere woningprijzen. Dat laatste verschilt overigens erg per stad. In Seoul (1988) en Barcelona (1992) namen de koop- en huurprijzen enorm toe, maar in bijvoorbeeld Atlanta (1996) en Sydney (2000) bijna niet. In Barcelona heeft dit er onder andere toe geleid dat er een kloof begint te ontstaan tussen aan de ene kant het sprankelijke Barcelona van toeristen en zakenlui en aan de andere kant de sociaal-economische problemen van de lokale bevolking die hun eigen stad niet meer herkennen.

Olympisch dorp Seoul. Bron foto: Kyu Sung Woo Architects

Erfenis
Daarmee is het belangrijkste dilemma voor Olympische steden geschetst. Vanuit een stedelijk oogpunt is er veel winst te behalen. Voorzieningen worden gerealiseerd, nieuwe woningen worden toegevoegd en de infrastructuur is gemoderniseerd. Een stedelijke injectie die op bijna geen andere manier in zo’n korte tijd is te realiseren. Samen met de enorme media-aandacht zorgt het ook nog eens voor een enorme naamsbekendheid en verbetering van het imago. Vanuit het oogpunt van de lokale bevolking is het echter nog maar de vraag wie profiteert. Dit zal per individu verschillen. De een kan zich dankzij de nieuwe infrastructuur makkelijker verplaatsen, een ander heeft zijn vertrouwde leefomgeving moeten verlaten voor de nieuwbouw of ziet zich door toenemende huurprijzen genoodzaakt naar elders te verhuizen. En de nieuwe sportvoorzieningen? Die staan, zoals bijvoorbeeld in Beijing, vaak leeg.

Een dilemma dat steeds meer op de voorgrond komt nu de Spelen alleen maar groter lijken te worden wat betreft het aantal atleten, media en veiligheidsvoorschriften. Een conflict dat ook is erkend door het IOC: “The Games have reached a critical size which may put their future success at risk if the size continues to increase. Steps must be undertaken and serious consideration given to effectively manage future growth, while at the same time preserving the attractiveness of the Games.” Een commissie in 2003 gaf daarom aan om meer te kiezen voor multifunctionele locaties en tijdelijke voorzieningen. Permanente faciliteiten mogen alleen worden toegestaan wanneer er sprake is van een positieve nalatenschap. Daarmee staat de relatie tussen de geplande (Olympische) stad en geleefde stad meer dan ooit op de agenda.

Lees hier deel 2 over hoe het tot nu toe in Londen is vergaan.

Het ideale model?
De gemaakte transformaties in Barcelona (1992) zijn een model geworden voor veel andere Olympische steden. Naast interventies in onder andere de binnenstad gaat het dan vooral om de herontwikkeling van 'Vall d’Hebron' en 'Parc de Mar'. Met de laatste gebiedsontwikkeling werd de stad richting zee geopend. Een industrieel gebied dat in verval was geraakt werd getransformeerd tot het Olympisch dorp. Waar in eerdere jaren vooral sprake was van grootschalige, eenvormige, sociale woningbouw (Mexico, München, Montreal, Moskou), bouwden men hier op 150 hectare diverse nieuwbouwwoningen, sportfaciliteiten en horeca,  gecombineerd met 40 hectare openbare ruimte en een nieuwe haven.
Josep Miquel Abad, directeur van het organisatiecomité beschrijft het succes van de stedelijke transformatie als volgt: “In my opinion, the best move of the Barcelona Games was that of using the huge force or tremendous leverage of the Games to stir up aspirations and generate resources that can be put to use for the city, and not the other way round. […] Because many cities who did the opposite, like Montreal or Mexico, had many problems because, among other reasons, a whole series of investments that did not respond to the logic of the city and of permanent use, but rather to a major yet one-off demand, obviously ended up not being used. The great strategic decision was that Games were for the city and, from there, a city model was outlined, which is what it is now.”

Het succes van Barcelona - wat betreft stedelijke ontwikkeling, imagoverbetering en de toename van het toerisme - moet wel in een bepaalde context worden gezien. Naast de locatiespecifieke voordelen voor toerisme (zee, zon, Gaudí) vielen er rond de nominatie ook wel een aantal belangrijke puzzelstukjes op de juiste plek.
Zo was er jarenlang geen sprake geweest van enige vorm van stadsplanning. De vele fabrieksarbeiders leefde in zelfgebouwde krotwoningen. Toen de de-industrialisatie op gang kwam, raakte grote gebieden verder in verval. Voor de nominatie lagen er daarom al plannen klaar voor de stedelijke en infrastructurele hervormingen. Er was echter nog een motor nodig om alles op gang te krijgen. Dat werden uiteindelijk de OS.
Daarbij profiteerde men optimaal van de gunstige politieke context van dat moment. Op alle politieke schaalniveaus zat men, na het  dictatorschap van Franco (tot 1975), in een transitieperiode richting democratie. Een nieuwe identiteit die men graag aan de wereld wilden tonen. Nog eens gevoed door een regionale drang om de kracht van Catalonië te etaleren. Politiek gezien lagen er dus voor meerdere partijen belangrijke voordelen. Ook niet onbelangrijk: in 1980 werd Catalaan Juan Antonio Samaranch president van het IOC.
Naast de enorme fysieke transformatie wordt het succes van Barcelona ook vaak gekoppeld aan de menselijke dimensie van de spelen. De vraag is of die gemoedelijke festivalsfeer van toen nu nog kan worden bereikt met alle veiligheidsvoorschriften. Allemaal zaken die ervoor zorgen dat het kopiëren van het Barcelona-model geen garantie op succes is.


Foto 1: Piscina Municipal de Montjuïc (Barcelona). Bron: Tomas Rydval  



Gebruikte bronnen


Greg Andranovich, Matthew J. Burbank & Charles H. Heying (2001) Olympic Cities: lessons learned from mega-event politics. In: Journal of Urban Affairs, 23-2, pp. 113-131.

Jordi Carbonell (2005) The Olympic Village, ten years on Barcelona: the legacy of the Games 1992-2002. Centre d’Estudis Olimpics, Universitat Autònoma de Barcelona.

Efi Dimopoulou (2009) Mega Events as an opportunity for Urban Regeneration: impact on a Host Greek City. FIG Commission 3. International Workshop on Spatial Information for Sustainable Management of Urban Areas.

Stephen Essex & Brian Chalkley (2010) Urban transformation from hosting the Olympic Games. Series University Lectures | 11. Centre d’Estudis Olimpics, Universitat Autònoma de Barcelona.

Micheline Maynard (2012) For Montreal, Memories of the Olympics Boondoggle Remain. The Atlantic Cities.

Francesc Muñoz (1997) Historic evolution and urban planning typology of Olympic Villages. Centre d’Estudis Olimpics, Universitat Autònoma de Barcelona.

Emilio Fernández Peña, Berta Cerezuela, Miquel Gómez e.a. (2011) An Olympic Mosaic: Multidisciplinary Research and Dissemination of Olympic Studies. Centre d’Estudis Olimpics, Universitat Autònoma de Barcelona.

Bianca Schlotterbeck (2012) Olympic Cities: Booms and Busts. CNBC 

Jordan Weissmann (2012) The High Cost of Beijing's Empty Bird's Nest. The Atlantic Cities.

Reacties